Rechercher dans Standen & Landen

9 September 2019

BOEK/OUVRAGE (TRADUCTION FRANÇAISE): Frederik VERLEDEN (trad. S. Govaert): Aux sources de la particratie. Les relations entre les partis politiques belges et leurs parlementaires (1918-1970)

De redactie van Standen & Landen deelt verheugd mee dat aflevering 110 van de reeks, Frederik Verledens De vertegenwoordigers van de Natie in partijdienst. De verhouding tussen de Belgische politieke partijen en hun parlementsleden (1918-1970), vanaf heden in een Franse vertaling beschikbaar is. Meer informatie over de vertaling vindt u hier



Les éditeurs de Standen & Landen sont heureux d'annoncer que numéro 110 de la collection,
De vertegenwoordigers van de Natie in partijdienst. De verhouding tussen de Belgische politieke partijen en hun parlementsleden (1918-1970) de Frederik Verleden, est maintenant disponible en traduction française. Plus d'information sur la traduction ici.

-----------------------------------------------------------------------------------

De longue date, la Belgique est considérée comme une particratie en raison du poids prépondérant qu’ont les partis politiques dans les processus de décision. En effet, les choix cruciaux sont davantage posés par les dirigeants de ces structures que par le Parlement. Les parlementaires, et même les ministres, sont les exécutants de ce que les présidents des partis ont décidé et les votes au Parlement sont dictés par la ligne du parti.

Si le fonctionnement et les critiques de la particratie sont bien connus, qu’en est-il de la genèse de cette particratie ? Curieusement, les origines de cette situation considérée comme évidente n’ont guère été creusées. C’est à ce travail que s’attelle cet ouvrage.

Frederik Verleden souligne la tension intrinsèque qui existe aujourd’hui entre, d’une part, des partis politiques solidement organisés et, d’autre part, la liberté théorique dont jouissent les parlementaires qui, selon la Constitution, sont considérés comme des représentants de la Nation dans son ensemble.

Ce principe constitutionnel est resté inchangé depuis 1831, alors que, au 20e siècle, les partis politiques ont pris une ascendance croissante dans le processus législatif et dans le fonctionnement de la Chambre des représentants.

Cette histoire de la particratie retrace les relations entre les partis politiques belges et leurs élus depuis la Première Guerre mondiale, qui marque la véritable fin du 19e siècle et de ce qui fut considéré comme « l’âge d’or du Parlement », jusqu’à la première réforme de l’État, décidée en 1970, qui coïncide avec le moment où les trois partis traditionnels se sont scindés sur une base linguistique.

-----------------------------------------------------------------------------------

Er is in onze democratie een duidelijke spanning tussen de strak georganiseerde politieke partijen en de theoretische vrijheid van de volksvertegenwoordigers, die geacht worden de gehele natie te vertegenwoordigen. Deze geschiedenis van de particratie reconstrueert de verhoudingen tussen de Belgische politieke partijen en hun gekozenen vanaf de Eerste Wereldoorlog tot de eerste staatshervorming (1970).

De belangrijke beslissingen [worden] niet meer door de Kamer genomen zoals vroeger”, stelde toenmalig Kamervoorzitter Achille Van Acker reeds in 1972 bitter vast. Sindsdien is de typering van de Belgische politieke besluitvorming als een particratie gemeengoed geworden. De cruciale beslissingen worden door, en aan de top van, politieke partijen genomen, niet door Kamer of Senaat als zodanig.

Parlementsleden en zelfs ministers zijn de uitvoerders van wat de partij(voorzitter) heeft beslist en in het parlement wordt steevast volgens de partijlijn gestemd. De analyse van en de kritieken op de particratie zijn ondertussen genoegzaam bekend, maar wat met de genese van de Belgische particratie? Vreemd genoeg is die geschiedenis tot dusver een grotendeels blinde vlek gebleven, hoewel inzicht in de ontstaansgeschiedenis van de particratie mee de verklaring en de appreciatie ervan zal kleuren.

Dit boek vertrekt van de inherente spanning tussen de hedendaagse strak georganiseerde politieke partijen enerzijds en anderzijds de theoretische vrijheid van de volksvertegenwoordigers, die krachtens de Grondwet geacht worden bovenal de gehele natie te vertegenwoordigen. Dit grondwettelijk principe is sinds 1831 onveranderd gebleven, hoewel de partijen in de twintigste eeuw een steeds grotere rol zijn gaan opeisen in de (kies)wetgeving en in de werking van de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Deze geschiedenis van de particratie reconstrueert de verhoudingen tussen de Belgische politieke partijen en hun gekozenen vanaf de Eerste Wereldoorlog, het echte einde van de 19de eeuw die tevens de “gouden eeuw van het parlement” wordt genoemd, tot de eerste staatshervorming (1970), het tijdstip waarop de Belgische nationale partijen taalkundig uiteenvallen.