L'ensemble des publications de Standen en Landen sont actuellement réalisées en collaboration avec la maison d'édition Academic & Scientific Publishers (ASP). Vous trouverez ci-dessous une liste des dernières publications de Standen & Landen. N'hésitez
Alle publicaties van Standen en Landen worden in samenwerking met Academic & Scientific Publishers (ASP) geproduceerd. Hieronder vindt u een overzicht van de laatste publicaties in onze reeks. Aarzel niet om contact met ons op te nemen voor meer informatie.
Alle publicaties van Standen en Landen worden in samenwerking met Academic & Scientific Publishers (ASP) geproduceerd. Hieronder vindt u een overzicht van de laatste publicaties in onze reeks. Aarzel niet om contact met ons op te nemen voor meer informatie.
115 Emmanuel GERARD en Frederik VERLEDEN, De Belgische regeringen sinds 1831. Ministers, bevoegdheden, partijen - Bestel dit boek hier
De regering is het knooppunt van de politieke besluitvorming in België.
De uitvoerende macht is allesbehalve een ondergeschikt onderdeel van de
Staatsmacht, die louter zou ‘uitvoeren’ wat elders wordt beslist. Het is
de regering die via de bureaucratie het land bestuurt, de belastingen
int en die het gezag heeft over leger en politie. De ministerraad,
ministeriële comités en kabinetten gelden als de machinekamers van de
macht, de cruciale schakels in de politieke en parlementaire
besluitvorming waar de compromissen worden gesmeed, maar ook waar de
facto de wet wordt geschreven. In een parlementair systeem is de ultieme
trede in de politieke loopbaan dan ook – tenminste, in de binnenlandse
politiek – het lidmaatschap van de regering.
Opmerkelijk genoeg ontbrak het tot dusver aan een integrale historische reconstructie van de Belgische regeringen en hun samenstelling. Er was onder historici en juristen zelfs geen eensgezindheid over het aantal regeringen, bij gebrek aan eenduidige afbakeningscriteria.
In dit werk wordt teruggegaan naar de originele bronnen, de benoemingsbesluiten verschenen in het Belgisch Staatsblad, om vanaf 1831 een zo volledig mogelijk overzicht te bieden van de opeenvolgende Belgische regeringen: hun samenstelling, vorming en ontslag. Voor vrijwel elk onderzoek naar de Belgische politieke geschiedenis – ongeacht of het gaat om institutionele, economische of sociale aspecten – is een verwijzing naar de regeringscontext noodzakelijk, zelfs onvermijdelijk. Niet alleen beroepshistorici, maar ook politicologen, economisten, communicatiewetenschappers, journalisten, studenten en al wie belangstelling heeft in Belgische politieke geschiedenis en besluitvorming, zullen hun gading vinden in dit repertorium.
Opmerkelijk genoeg ontbrak het tot dusver aan een integrale historische reconstructie van de Belgische regeringen en hun samenstelling. Er was onder historici en juristen zelfs geen eensgezindheid over het aantal regeringen, bij gebrek aan eenduidige afbakeningscriteria.
In dit werk wordt teruggegaan naar de originele bronnen, de benoemingsbesluiten verschenen in het Belgisch Staatsblad, om vanaf 1831 een zo volledig mogelijk overzicht te bieden van de opeenvolgende Belgische regeringen: hun samenstelling, vorming en ontslag. Voor vrijwel elk onderzoek naar de Belgische politieke geschiedenis – ongeacht of het gaat om institutionele, economische of sociale aspecten – is een verwijzing naar de regeringscontext noodzakelijk, zelfs onvermijdelijk. Niet alleen beroepshistorici, maar ook politicologen, economisten, communicatiewetenschappers, journalisten, studenten en al wie belangstelling heeft in Belgische politieke geschiedenis en besluitvorming, zullen hun gading vinden in dit repertorium.
114 Raphaël CAHEN, Jérôme DE BROUWER, Frederik DHONDT & Maxime JOTTRAND (éds.), Les professeurs allemands en Belgique. Circulation des savoirs juridiques et enseignement du droit (1817-1914), 2022 - Commander l'ouvrage ici
Cet ouvrage collectif résulte d’une coopération entre historiens,
philosophes et juristes belges, français et allemands menée à l’occasion
d’une journée d’études organisé par le centre de recherches Contextual
Research in Law de la Vrije Universiteit Brussel et le Centre d’Histoire
du Droit et d’Anthropologie Juridique de l’Université Libre de
Bruxelles. Il vise à combler un vide historiographique relatif à l’étude
du phénomène de la migration des professeurs allemands de droit dans
les universités belges au XIXème siècle. Il apporte également un
éclairage sur les circulations des savoirs juridiques ainsi que sur
l’enseignement du droit dans une perspective transnationale et
comparatiste. Il présente à la fois quelques gures typiques
(Warnkönig, Ahrens) de la circulation académique, mais aussi
l’importance des séjours d’études dans la formation des juristes. Il
livre une réflexion plus large sur les circulations transnationales à
travers les époques en matière d’enseignement du droit ainsi que sur le
recrutement des professeurs étrangers tant en Belgique qu’en Europe,
avec des incidences sur le monde entier dans le contexte impérial et
colonial.
Avec les contributions de Raphaël Cahen, Jérôme de Brouwer, Pieter Dhondt, Wolfgang Forster, Jean-Louis Halpérin, Maxime Jottrand et Christoph-Eric Mecke.
113 Pierre-Olivier de BROUX, Philippe DESMETTE, Sophie GLANSDORFF, Bérengère PIRET & Nicolas SIMON (éd.), La transmission du pouvoir monarchique. Entre droits et devoirs, du Moyen Âge à nos jours, 2019 - Commander l'ouvrage ici
La succession d’un monarque ne se passe jamais simplement. En plus, elle ne peut généralement pas être appréhendée de façon univoque. Elle s’accompagne toujours de fantasmes et d’une mise en scène du pouvoir. Lors de la transmission du pouvoir, le rituel tente de transcender les particularités et de gommer les différences. Le but est la fusion des composantes sociales soumises au gouvernement de l’ancien et du nouveau dirigeant.
Comment penser la succession monarchique ? Quelles sont les bases essentielles de la succession ou de l’abdication ? Comment le souverain envisage-t-il sa succession et de quelle façon met-il en œuvre sa décision ? L’héritier est-il formé convenablement ? Qui gouverne pendant l’interrègne ? Quel est le futur rôle de l’ancien monarque ? Dans quelle mesure le nouveau dépositaire du pouvoir est-il autonome ?
Telles sont les principales questions abordées dans le présent ouvrage. Le thème est riche et permet une double approche. En premier lieu, le sujet est traité de manière diachronique. Ainsi on étudie l’évolution de la transmission du pouvoir du Moyen Âge au XXIe siècle. En second lieu, le thème traverse les frontières disciplinaires. Découvrez les approches de l’historien – médiéviste ou contemporanéiste –, de l’historien du droit et du juriste dans cet ouvrage.
112 Valérie VRANCKEN, De Blijde Inkomsten van de Brabantse hertogen : macht, opstand en privileges in de vijftiende eeuw, 2018 - Bestel dit boek hier
De Blijde Inkomsten waren een begrip in hun tijd. In de periode van 1356 tot en met 1792, bij het aantreden van een nieuwe hertog, dwongen de Brabantse politieke elites een inhuldigingscharter af. Die Blijde Inkomsten zetten de krijtlijnen uit voor het bestuur van het hertogdom, stelden grenzen aan de hertogelijke macht en verankerden de inspraak van onderdanen in het bestuur. Tot 1549 werden deze politieke contracten steeds heronderhandeld wanneer een nieuwe vorst aantrad.
Op basis van onontgonnen bronnenmateriaal komt de auteur tot vernieuwende inzichten in het politieke denken en handelen van de late middeleeuwen. Dit boek is dan ook een niet te missen bijdrage voor geïnteresseerden in de politieke geschiedenis van het vijftiende-eeuwse Brabant in het bijzonder, en van de middeleeuwse Nederlanden in het algemeen.
111 Niels MATHEVE, Tentakels van de macht. Elite en elitenetwerken in en rond de Belgische tussenoorlogse regeringen 1918-1940, 2017
In dit boek onderzoekt Niels Matheve of, en op welke manier de
hervormingen van na de Eerste Wereldoorlog een effect hadden op de
sociale samenstelling van het belangrijkste politieke machtscentrum in
België: de regering. Hij botst daarbij op verrassend stabiele
elitenetwerken; old boys-netwerken die vaak teruggaan tot het
einde van de negentiende eeuw maar die door de oorlog een cruciale
nieuwe dynamiek krijgen. Het zijn immers de leidende figuren uit het
bezette België (’14-’18) die er ondanks alle daaropvolgende schandalen,
politieke crises en publieke opstanden in zullen slagen om het politieke
spel ook de volgende twee decennia te domineren.
110 Frederik VERLEDEN, De
vertegenwoordigers van de Natie in partijdienst. De verhouding tussen
de Belgische politieke partijen en hun parlementsleden (1918-1970), 2015
Er is in onze democratie een duidelijke
spanning tussen de strak georganiseerde politieke partijen en de
theoretische vrijheid van de volksvertegenwoordigers, die geacht worden
de gehele natie te vertegenwoordigen. Deze geschiedenis van de
particratie reconstrueert de verhoudingen tussen de Belgische politieke
partijen en hun gekozenen vanaf de Eerste Wereldoorlog tot de eerste
staatshervorming (1970).
“De belangrijke beslissingen [worden] niet meer door de Kamer genomen zoals vroeger”,
stelde toenmalig Kamervoorzitter Achille Van Acker reeds in 1972 bitter
vast. Sindsdien is de typering van de Belgische politieke
besluitvorming als een particratie gemeengoed geworden. De cruciale
beslissingen worden door, en aan de top van, politieke partijen genomen,
niet door Kamer of Senaat als zodanig.
Parlementsleden en zelfs ministers zijn
de uitvoerders van wat de partij(voorzitter) heeft beslist en in het
parlement wordt steevast volgens de partijlijn gestemd. De analyse van
en de kritieken op de particratie zijn ondertussen genoegzaam bekend,
maar wat met de genese van de Belgische particratie? Vreemd genoeg is
die geschiedenis tot dusver een grotendeels blinde vlek gebleven, hoewel
inzicht in de ontstaansgeschiedenis van de particratie mee de
verklaring en de appreciatie ervan zal kleuren.
Dit boek vertrekt van de inherente
spanning tussen de hedendaagse strak georganiseerde politieke partijen
enerzijds en anderzijds de theoretische vrijheid van de
volksvertegenwoordigers, die krachtens de Grondwet geacht worden bovenal
de gehele natie te vertegenwoordigen. Dit grondwettelijk principe is
sinds 1831 onveranderd gebleven, hoewel de partijen in de twintigste
eeuw een steeds grotere rol zijn gaan opeisen in de (kies)wetgeving en
in de werking van de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Deze geschiedenis van de particratie
reconstrueert de verhoudingen tussen de Belgische politieke partijen en
hun gekozenen vanaf de Eerste Wereldoorlog, het echte einde van de 19de
eeuw die tevens de “gouden eeuw van het parlement” wordt genoemd, tot de
eerste staatshervorming (1970), tijdstip waarop de Belgische nationale
partijen taalkundig uiteenvallen.
109 Carole PAYEN, Aux
confins du Hainaut, de la Flandre et du Brabant : le bailliage
d’Enghien dans la tourmente iconoclaste, 1566-1576 : étude de la
répression des troubles religieux à la lumière des archives du Conseil
des troubles et des Comptes de confiscation, 2013
En
août 1566, alors que la révolte contre les placards religieux et la
politique de Philippe II ne cesse de gagner du terrain aux Pays-Bas,
survient « la furie iconoclaste ». Dans plusieurs villes des Pays-Bas,
des foules descendent dans les rues afin de piller et détruire les lieux
de culte catholique. Enghien est l’une des seules villes du Hainaut
belge à avoir été frappée par ces destructions. Malgré la disparition
d’une bonne partie des archives de cette province, des sources
judiciaires et comptables laissent entrevoir les faits de ces
destructions et la mise en place d’un système de répression. Le Conseil
de Hainaut mena une action précoce afin de punir les coupables. Après sa
mise en place, le Conseil des Troubles, ce tribunal d’exception dirigé
par le duc d’Albe, prit également part à la répression en terre
enghiennoise. Sur un bailliage comptant 3000 familles, plus d’une
centaine de personnes fut inquiétée par la répression. Une trentaine fut
mise à mort tandis que plusieurs dizaines, condamnées à l’exil ou en
fuite, se réfugièrent, parfois par familles entières, dans des pays
voisins plus accueillants envers les Réformés. Les biens de tous les
condamnés furent confisqués et gérés, pour le plus grand profit du roi,
par une administration particulière. Tandis que certains fugitifs
s’installèrent définitivement dans leur pays d’adoption, d’autres
profitèrent de la politique de pardon général menée par Philippe II dans
les années 1570 pour rentrer au pays et récupérer leurs biens
confisqués. En 1576 fut signé la Pacification de Gand, premier signe
d’apaisement après dix années de conflits. Cet ouvrage tend à présenter
le déroulement des évènements et les différents rouages d’une politique
de répression menée dans l’urgence, mais également à dresser le portrait
et les différentes trajectoires suivies par les protagonistes en terre
d’Enghien. Il aborde sous un jour nouveau cette période marquée par
l’action du « Conseil de sang » et le rôle particulier joué dans ce
contexte par le Conseil de Hainaut.
108 Frederik DHONDT, Op zoek naar glorie in Vlaanderen. De zonne koning en de spaanse sucessie (1707-1708), 2011
Lodewijk XIV (1638-1715) is in de collectieve verbeelding het prototype van de absolute Ancien Régime vorst. Zijn dagen bestonden uit belastingen heffen en intimideren om zonder ophouden binnen te vallen bij de buren, en tussendoor te pronken in weelde en ijdelheid op een van zijn vele kastelen. Dit boek toont dat de geschiedenis veel genuanceerder is. Lodewijk was koning tussen en niet boven andere vorsten. Hij regeerde achter de schrijftafel en niet op het slagveld. Lodewijk had nagenoeg nooit absolute macht. Desondanks slaagde hij wel waar zijn voorgangers faalden. Bij zijn dood was Frankrijk beter dan ooit beschermd tegen aanvallen uit het Noorden en regeerde zijn kleinzoon in Madrid. Twee cruciale jaren uit Lodewijks laatste grote oorlog tonen deze logica op alle schaakborden tegelijk. Archiefmateriaal, mémoires, afbeeldingen en een ongemeen rijke historiografie brengen kleur, reliëf en nuance, om uiteindelijk de karikatuur te begraven. In Vaubans loopgraven van Kust-Vlaanderen, op de chaotische hellingen rond Oudenaarde, in winterse Haagse achterkamertjes en in de wandelgangen van Versailles, Marly of Fontainebleau draaide eenzelfde raderwerk, dat zijn tegenstanders Lodewijk enkel konden benijden. Dit werk werd bekroond met de Scriptieprijs 2008 van de Belgisch-Nederlandse Werkgroep « de Achttiende Eeuw » en de André Schaepdrijverprijs 2008 voor beste masterproef geschiedenis aan de UGent.
107 Marie VAN EECKENRODE, Les États de Hainaut sous le règne de Philippe le Bon (1427-1467), 2011
Avec l’incendie des Archives de l’Etat à Mons en 1940, des pans entiers de l’histoire du Hainaut disparaissent; parmi les fonds détruits celui, magnifique, des archives des Etats du comté. Que peut-on aujourd’hui savoir de cette institution représentative encore jamais étudiée pour elle-même? Cette étude tentera de montrer ce que sont les Etats de Hainaut sous le règne du duc de Bourgogne Philippe le Bon (1427-1467). Comment fonctionne l’assemblée? Quel est son mode de convocation? Quand, où et pourquoi les Etats se réunissent-ils? Quels rapports les gouvernés – membres du clergé, de la noblesse ou de ce qu’on appellera le tiers état – entretiennent-ils avec leurs gouvernants et l’administration ducale? Il sera ensuite plus spécifiquement question de la composition de l’assemblée. Les Etats de Hainaut, s’ils s’insèrent bien dans le panorama des assemblées d’états de l’époque, se distinguent toutefois par une composition plus diversifiée et plus contrastée. Qui est convoqué aux Etats? Combien de fois? Selon quels critères et pour y jouer quel rôle? Les comptes du grand bailliage de Hainaut, ainsi que les archives du magistrat de la ville de Mons, laissent entrevoir une institution déjà bien établie, capable d’imposer sa volonté et qui prend peu à peu sa place au sein d’un espace bourguignon en pleine construction.
Avec l’incendie des Archives de l’Etat à Mons en 1940, des pans entiers de l’histoire du Hainaut disparaissent; parmi les fonds détruits celui, magnifique, des archives des Etats du comté. Que peut-on aujourd’hui savoir de cette institution représentative encore jamais étudiée pour elle-même? Cette étude tentera de montrer ce que sont les Etats de Hainaut sous le règne du duc de Bourgogne Philippe le Bon (1427-1467). Comment fonctionne l’assemblée? Quel est son mode de convocation? Quand, où et pourquoi les Etats se réunissent-ils? Quels rapports les gouvernés – membres du clergé, de la noblesse ou de ce qu’on appellera le tiers état – entretiennent-ils avec leurs gouvernants et l’administration ducale? Il sera ensuite plus spécifiquement question de la composition de l’assemblée. Les Etats de Hainaut, s’ils s’insèrent bien dans le panorama des assemblées d’états de l’époque, se distinguent toutefois par une composition plus diversifiée et plus contrastée. Qui est convoqué aux Etats? Combien de fois? Selon quels critères et pour y jouer quel rôle? Les comptes du grand bailliage de Hainaut, ainsi que les archives du magistrat de la ville de Mons, laissent entrevoir une institution déjà bien établie, capable d’imposer sa volonté et qui prend peu à peu sa place au sein d’un espace bourguignon en pleine construction.
106 Klaas VAN GELDER, Tussen veel vuren. Het soeverein-baljuwschap van Vlaanderen in de Vroegmoderne Tijd (1500-1733), 2007
Het soeverein-baljuwschap van Vlaanderen
in de Vroegmoderne Tijd vormt een weinig bestudeerde instelling. Met dit
boek brengt de auteur daar verandering in en beschrijft hij de evolutie
van dat rechtersambt tussen 1500 en 1733. Tijdens de Middeleeuwen was
de soeverein-baljuw van Vlaanderen een machtige pion in het
centralisatieproces van de Vlaamse graven. De instelling van het ambt in
1372 had als doel de handhaving van de openbare orde en het tegenwerken
van machtige, particularistische steden zoals Gent, Brugge en Ieper. De
soeverein-baljuws oefenden het vorstelijk genaderecht uit en berechtten
vrijwel ongecontroleerd rondzwervende delinquenten. Nauwgezet onderzoek
toont aan dat de soeverein-baljuws geleidelijk terrein moesten
prijsgeven. Zij verloren het genaderecht en mochten geen composities
meer afsluiten. Andere instellingen werden toonaangevend in het Vlaamse
centralisatieproces en in toenemende mate tekenden arrestanten beroep
aan tegen hun vonnissen. Uiteindelijk moesten de soeverein-baljuws zich
wegens financiële redenen in de 17e eeuw hoofdzakelijk toeleggen op
verjaarde delicten van gedomicilieerde personen. Hierbij stootten ze
echter onvermijdelijk vele lokale en regionale schepenbanken voor het
hoofd. Het gevolg was een stortvloed van bevoegdheidsconflicten en
processen die het soeverein-baljuwschap financieel wurgden. Bovendien
namen andere instellingen die bevoegdheden over, waardoor het ambt eind
17e eeuw ook zijn nut verloor. Dat proces van institutionele
concurrentie en geleidelijk verval loopt als een rode draad door het
boek. Op gedetailleerde wijze bespreekt de auteur hoe het ambt,
opgericht met een duidelijk doel voor het staatsvormings- en
centralisatieproces in Vlaanderen, enkele eeuwen later door diezelfde
staatsvorming ingehaald wordt en als overgangsinstelling verdwijnt. Op
die manier werpt hij nieuw licht op de institutionele dynamiek van het
graafschap Vlaanderen in de Vroegmoderne Tijd.
105 Jelle HAEMERS, De genste opstand, 1449-1453. De strijd tussen rivaliserende netwerken om het stedelijke kapitaal, 2004
Op 23 juli 1453 versloeg hertog Filips de Goede het Gentse leger op het slagveld bij Gavere. Na een jarenlange militaire en politieke strijd had de Bourgondische vorst het opstandige bolwerk uit de Nederlanden dan toch klein gekregen. Zeven jaar eerder had een briljante coalitie van machtshongerige Gentenaars zich verenigd voor een machtsgreep. De hertog en zijn invloedrijk netwerk verzetten zich heftig en probeerden de particularistische coalitie uit de stad te verjagen. Gedreven door de revolutionaire traditie die de Vlamingen eigen was, hunkerden de Gentenaars naar een nieuwe Jacob van Artevelde die de hertog mores zou leren. Ze bezetten de stad, verdreven de vertrouwelingen van Filips de Goede en bonden de militaire strijd met de hertog aan. Het resultaat was een ware oorlog die tot ver buiten de Nederlanden van nabij werd gevolgd. Uiteindelijk besliste wapengekletter over deze episode van het waanzinnige ‘Herfsttij der Middeleeuwen’. In de eerste integrale studie van de Gentse opstand (1449-1453) zoekt Jelle Haemers naar de mens achter de Gentse opstandeling. Wie kwam in opstand, hoe verwierven de rebellen de macht in de stad en waarom? De auteur onderzoekt deze cruciale periode voor de geschiedenis van de Bourgondische Nederlanden aan de hand van nieuw bronnenmateriaal. Daarbij speurt hij expliciet en voor het eerst naar stedelijke netwerken en legt hij onthullende conflicten tussen de opstandelingen bloot. De Gentse opstand bleek immers niet alleen een fatale botsing tussen krachtige stedelingen en een centrale overheid, maar werd ook een felle strijd tussen stedelijke netwerken om het geld en de macht in de stad. De besluiten die de auteur eraan verbindt, zouden de historische benadering van middeleeuwse opstanden wel eens definitief kunnen veranderen. « De Gentse opstand (1449-1453) » werd in 2003 bekroond met de provinciale prijs voor geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen én met de prijs van het geschiedeniscomité van de Dexiabank (Nederlandstalige rol).
104 Marie-Sylvie DUPONT-BOUCHAT & Xavier ROUSSEAUX (éd.), Crimes, pouvoirs et sociétés (1400-1800). Anciens Pays-Bas et principauté de Liège, 2004
Op
een ogenblik dat de polemieken rond onveiligheid en geweld overal in
Europa hoog oplaaien, kan dit boek over criminaliteit en justitie onder
het Ancien Régime een aantal sleutels aanreiken om te begrijpen hoe het
beeld van « misdaad » en « misdadiger » gevormd wordt, doorheen de
mediatisatie van justitie. De auteurs van deze uitgave stellen voor het
eerst een overzicht samen van de manier waarop de overheden in het
Ancien Régime de onzekerheid en het geweld poogden te bestrijden,
waarbij ze de ene keer strenge straffen uitspraken en de andere keer
gratie verleenden. Om tot dit overzicht te komen, werkten de auteurs
over een lange tijdspanne – van het einde van de Middeleeuwen tot het
einde van de XVIIIe eeuw -, gebruik makend van de archieven van drie
soorten instellingen: het lokale gerecht van kleine Waalse steden – Ath,
Dinant en Nijvel -, het hoger gerecht van de Provincieraad van Namen,
en ten slotte het kerkelijk gerecht van de « Officialité de Liège ».
103 Piet LENDERS, Overheid en geneeskunde in de Habsburgse Nederlanden en het prinsbisdom Luik, 2001
De
volksgezondheid en de beoefening van de geneeskunde zijn altijd het
voorwerp geweest van overheidszorg. Aanvankelijk was er in de grote
steden een ‘collegium medicum’ met artsen, chirurgijns en apothekers die
moesten adviseren en helpen. De artsen waren universitair
gediplomeerden, de chirurgijns en apothekers daarentegen ambachtslieden.
Zij kregen slechts een beperkte opleiding. In de 18e eeuw veranderde
dat. Vanuit de steden en vooral vanuit de Brusselse regering groeide het
interventionisme in de zorgverstrekking. Ook de openbare hygiëne kreeg
meer aandacht. Kandidaat-chirurgijns trokken naar het buitenland om daar
een ernstige opleiding te volgen. De medische faculteit van de Leuvense
universiteit wilde graag dergelijke studies voor chirurgie en farmacie
organiseren. In tegenstelling tot de theologische en juridische
faculteiten was zij immers niet zo behoudsgezind. De regering vreesde
evenwel conflicten met de stadsmagistraten en vebood dat. In die tijd
stonden de stadsmagistraten immers in voor de controle van de opleiding
via de corporaties van barbiers en merceniers. Jozef II wilde wel een
universitaire opleiding opleggen, maar toen was hij al persona non
grata.
102 Sébastien DUBOIS, Les
bornes immuables de l’État. La rationalisation du tracé des frontières
au siècle des lumières (France, Pays-Bas autrichiens et principauté de
Liège), 1999
Série spéciale – Bijzondere reeks 3 Jean HOUSSIAU, Les secrétaires du Conseil privé sous Charles Quint et Philippe II (c. 1531-c.1567), 1998
101 Jan DUMOLYN, De Brugse opstand van 1436-1438, 1997
100 Georges MARCOURS, Ne crimina impunita maneant. De achttiende-eeuwse Frans-Zuidnederlandse uitleveringspraktijk, 1996
99 Marie-Sylvie DUPONT-BOUCHAT, Fabienne ALEXANDRE & Véronique STRIMELLE, De la prison à l'école : les pénitenciers pour enfants en Belgique au XIXe siècle (1840-1914), 1996
Série spéciale – Bijzondere reeks 2 Herman COPPENS & Karin VAN HONACKER, Symposium
sur les institutions du gouvernement central des Pays-Bas
habsbourgeois. Bruxelles, 3 décembre 1994. Dix contributions sur l’État,
le gouvernement et les fonctionnaires, du XVIe siècle au XVIIe siècle, 1995
98 Karin VAN HONACKER, Lokaal verzet en oproer in de 17de en 18de eeuw. Collectieve acties tegen het centraal gezag in Brussel, Antwerpen en Leuven, 1994
97 Randall LESAFFER, Defensor
pacis hispanicae. De kardinaal-infant : de zuidellijke Nederlanden en
de europese politiek van Spanje. Van Nordlingen tot Breda (1634-1637), 1994
96 Piet LENDERS (ed.), Het
politiek personeel tijdens de overgang van het Ancien Régime naar het
nieuwe regiem in België (1780-1830). Colloquim van zaterdag 14 december
1991 te Brussel, 1993
95 Christian DE BORCHGRAVE, Diplomaten en diplomatie onder hertog Jan zonder vrees. Impact op de vlaamse politieke situatie, 1992
94 Anne VANDENBULCKE, Le
pouvoir et l’argent sous l’Ancien régime. La vénalité des offices dans
les conseils collatéraux des Pays-bas espagnols : seconde moitié du
XVIIe siècle, 1992
93 Piet LENDERS (ed.), Het
einde van het ancien regime in Belgie. Colloquium van zaterdag 3
december 1988 te Brussel / La fin de l’ancien régime en Belgique :
colloque du samedi 3 décembre 1988, 1991
92 Piet LENDERS, Gent, een stad tussen traditie en verlichting, 1750-1787. Een institutionele benadering, 1990
91 Édouard M. KAYSER, Gouvernants et gouvernés face aux épidémies dans le Luxembourg au 18e siècle, 1990
90 Marc HAEGEMAN, De anglofilie in het graafschap Vlaanderen tussen 1379 en 1435. Politieke en economische aspecten, 1988
89 Gustaaf JANSSENS (ed.), Brabant in het Verweer. Loyale oppositie tegen Spanje’s bewind in de Nederlanden van Alva tot Farnese, 1567-1578, 1989
88 Guido VAN DIEVOET, Patrice
de Neny (1716-1784) et le gouvernement des Pays-Bas autrichiens /
Patrice de Neny (1716-1784) en de regering der Oostenrijkse Nederlanden, 1987
87 Guido MARNEF, Het calvinistisch bewind te Mechelen, 1580-1585, 1987
86 Marie-Sylvie DUPONT-BOUCHAT (éd.), La
sorcellerie dans les Pays-bas sous l’ancien régime : aspects
juridiques, institutionnels et sociaux. Colloque « Anciens pays et
assemblées d’états » 18 décembre 1982 / De hekserij in de Nederlanden
onder het ancien regime : juridische, institutionele en sociale
aspecten. Colloquium « Standen en Landen » 18 december 1982, 1987
85 Philippe BOUCHAT, Le tribunal des XXII au XVIIIe siècle, 1986
84 Adrienne STENGERS-LIMET, Une fiscalité particulière dans les anciens Pays-Bas. Les terres franches, 1985
83 Dom Arnoldus SMITS (OSB), 1830. Scheuring in de Nederlanden. Deel I & II, 1983
82 Harry VAN VELTHOVEN, De Vlaamse kwestie 1830-1914. Macht en onmacht van de Vlaamsgezindheden, 1982
81 Nicole HAESENNE-PEREMANS, Les pauvres et le pouvoir. Assistance et répression au pays de Liège, 1685-1830, 1983
80 Wim BLOCKMANS (ed.), Le
privilège général et les privilèges régionaux de Marie de Bourgogne
pour les Pays-Bas 1477. Het Algemene en de gewestelijke privilegien van
Maria van Bourgondie voor de Nederlanden, 1985
79 Pierre COCKSHAW, Le personnel de la chancellerie de Bourgogne-Flandre sous les ducs de Bourgogne de la Maison de Valois, 1982
78 Marc BOONE, Machteld DUMON & Birgit REUSENS, Immobiliënmarkt, fiscaliteit en sociale ongelijkheid te Gent, 1981
77 Eliane VAN IMPE, Marie-Christine van Oostenrijk. Gouvernante-generaal van de Zuidelijke Nederlanden 1781-1789 ; 1790-1792, 1979
76 Alain DOUXCHAMPS, La
verrerie Zoude et les cristalleries namuroises, 1753-1879. Contribution
à l’étude de la croissance économique de la Belgique aux XVIIIe et XIXe
siècles, 1979